Het woord ‘anderhalf’ bungelde lange tijd aan de rafelrand van onze taal. Ik hoorde het in ieder geval sporadisch. Wellicht werd het een beetje gemangeld tussen één en twee. Maar sinds anderhalve meter de kritische afstand is geworden tot waar we elkaar mogen benaderen in de openbare ruimte, is zijn populariteit razendsnel gestegen. Vooral na de ministeriële introductie van de anderhalvemetersamenleving en de anderhalvemetereconomie. Zo ziet onze toekomst er de komende jaren uit, zeggen deskundigen. En met hen onze leiders. Zou het echt?
De anderhalvemetersamenleving in coronatijd heeft alle kenmerken van een technocratisch tekentafelmodel, zonder voldoende acht te slaan op praktische consequenties en menselijke emoties. Er is niet eens wetenschappelijk bewezen dat die anderhalve meter echt uitmaakt voor het aantal coronabesmettingen. Het is slechts een aanname. In onzekere tijden is voor technocraten elke schijn van controle echter beter dan geen controle. Uiteraard hoort daar een protocol bij. Van minister Wiebes van Economische zaken moeten alle bedrijven en instellingen een plan maken voor als hun deuren ooit weer open mogen. ‘Als je geen goed protocol hebt klaarliggen, kan ik me bijzonder moeilijk voorstellen dat je open kunt’, aldus Wiebes. De minister wil zo’n anderhalvemetereconomieprotocol zelfs voor seksclubs. Hilarisch. En tegelijk doodeng.
Ik zag pogingen tot anderhalvemetereconomie op de televisie. De directeur van een concertzaal gaf aan hoe hij die coronaproof kon inrichten: Om de rij stoelen een rij verwijderen en binnen elke rij twee derde van de stoelen eruit. Er blijft dan een zesde deel van de stoelen over. Maar de kosten van onderhoud, personeel en een orkest blijven toch gelijk? Worden kaartjes zes keer zo duur? Is het nog wel gezellig in zo’n zaal? Of blijft iedereen liever thuis? Ik zag ook het interieur van de trein van de toekomst. Op de helft van de stoelen was een bordje met een zitverbod gehangen. De vierpersoons-compartimenten waren opgedeeld door plexiglas. De trein van de toekomst houdt de helft van de stoelen onbezet. Maar de treinstellen in de spits waren toch al overvol? Het spoor kan toch niet meer treinen verwerken? Hoopt de minister dat door zijn maatregelen de economie met de helft krimpt, zodat het reizigersaanbod wordt gehalveerd? Gaat een kaartje twee keer zoveel kosten?
Ik vond het verbijsterend dat deze zakenmensen de verordeningen normaal leken te vinden en geen kritische kanttekening plaatsten bij de voorgenomen maatregelen zelf. Net zoals de geïnterviewde reizigers in de trein. Een jonge vrouw voelde zich nog ongemakkelijk bij het idee dat er iemand achter haar kon komen zitten. Iedereen lijkt als een knipmes te buigen voor de anderhalvemeterdictatuur. De geschiedenis heeft geleerd dat niets een volk meer verenigt dan angst voor een gemeenschappelijke vijand, in dit geval het coronavirus.
En dan heb ik het nog niet over complicaties bij carpoolen, teamsporten, liften in gebouwen, kappers, pedicures, fysiotherapeuten, zwembaden, bruiloften, de horeca, enzovoorts. Ik ga graag eten in een restaurantje in een oude hoeve, een eenmanszaak met acht tafeltjes. Als de eigenaar zich aan de voorschriften wil houden, kunnen er misschien vier blijven staan. Hij kan dus wel sluiten. Ik heb met hem te doen en met alle mensen die in hetzelfde schuitje zitten. Ongetwijfeld leidt dit tot een golf van faillissementen, rechtszaken en depressies. Een kop in de Volkskrant van 2 mei: ‘Mensen zijn radeloos. Ze zien hun levenswerk instorten.’ Een terecht. De regering zal het coronavirus de schuld geven, maar dat weet van niets. Er is er maar één verantwoordelijk voor al deze ellende: de overheid zelf. Bezinning is op zijn plaats. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Minstens zo belangrijk als de zakelijke gevolgen zijn de effecten van de anderhalvemeterdictatuur op de menselijke behoefte aan spontaniteit, nabijheid, aanraking, oogcontact, intimiteit. Niet alleen in een vaste duurzame relatie, als je dat geluk al hebt, maar ook in contacten met andere familieleden, met vrienden en kennissen, binnen allerlei clubs en verenigingen. Als natuurliefhebber en vrijwilliger mis ik dit voorjaar de bijeenkomsten met makkers van de regionale paddenstoelenwerkgroep, de plantenwerkgroep, de nachtvlinderclub, het Drentse Landschap, gezamenlijke excursies in het veld, de reünie van mijn jeugdclub voor natuurstudie. Het had zo leuk kunnen zijn. Maar ja, corona!!
Onlangs had ik een afspraak met een goede vriendin om samen een boswandeling te maken. We hadden elkaar lang niet gezien en er was veel met haar gebeurd. Nadat ze uit haar auto was gestapt, riep ik haar van verre toe: ‘Wat wordt het: anderhalve meter of anderhalve millimeter?’ Ze moest hard lachen terwijl we elkaar omarmden. Dat is wat ze nodig had: een arm om zich heen. Het is meer dan duizend woorden kunnen zeggen. Achteraf vroeg ik me af of we een boete hadden kunnen krijgen wegens schending van het anderhalvemetergebod. Dat blijkt inderdaad het geval te zijn. De politiestaat ligt op de loer.